Luc volgt voor ons de actualiteit en bespreekt interessante publicaties, artikels of analyses.
Onder meer De Standaard, Der Spiegel en ZDF (Zweites Deutches Fernsehen) keken de verslagen in van Frontex die voor het eerst werden gepubliceerd door de lobbywaakhond Corporate Europe Observatory en dit leverde volgende leerrijke analyse op.
Het beeld dat uit de verslagen naar voor komt is verontrustend: het agentschap ziet de migratie louter als een bedreiging en een veiligheidsprobleem. Over de complexe wortels van migratie of de historische rol die mensenrechten spelen in de Europese Unie wordt nauwelijks melding gemaakt.
“De grootste exporteurs van wapentuig naar conflicten in het Midden-Oosten, die miljoenen mensen op de vlucht drijven, zijn dezelfde bedrijven die de contracten krijgen om diezelfde vluchtelingen aan onze grenzen tegen te houden”
Mark Akkermans
NGO Stop Wapenhandel
Luc Van Impe, 5 maart 2021
Frontex is de populaire afkorting van het Franse Frontières Extérieures.
Formeel luidt de benaming in het Nederlands ‘Europees Agentschap voor het operationele beheer van de samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie’ (AMOCEB). Een Europees agentschap wordt belast met een specifieke taak: in het geval van Frontex staat die taak duidelijk in de officiële benaming (zie hoger). Het agentschap werd opgericht in 2004 en is operationeel sinds 2005. Het jaarbudget bedroeg toen 6 miljoen euro, vandaag maar liefst 460 miljoen euro. De zetel bevindt zich in Warschau, Polen.
Lobby’s
‘Politieke correctheid’ is een scheldnaam geworden maar ‘lobbyist’ pronkt fraai op een adreskaartje. In januari 2020 waren zowat 12.000 verenigingen en personen, zeg maar lobbyisten, officieel geaccrediteerd bij het Europese Parlement in Brussel.
Ook het agentschap Frontex kan niet achterblijven en heeft tussen 2017 en 2019 minstens 17 ontmoetingen in Warschau of in omliggende hotels met wapenbedrijven. Voornamelijk Europese maar ook Amerikaanse, Israëlische en Canadese wapen-, technologie- en defensiebedrijven kregen toegang tot de directie en hoge ambtenaren van Frontex “om mee te denken over de toekomst van het Europees grensbeleid”. Voor ‘besloten werkdagen’ werden zelfs afgevaardigden uitgenodigd van landen als Wit-Rusland, Angola en de Verenigde Arabische Emiraten: landen met een bedenkelijke reputatie als het op mensenrechten aankomt.
Bovendien heeft Frontex het parlement voorgelogen en spuit het mist over zijn ontmoetingen met ongeregistreerde lobbyisten van internationale wapenbedrijven. Die vinden vooral plaats in het kader van openbare aanbestedingen voor aankoop van handwapens, drones, hartslagdetectoren en andere biometrische technologie om migranten sneller te detecteren. Een Belgisch lobbyist legt de vinger op de wonde: “Frontex heeft veel geld te besteden. Natuurlijk trekt dat de interesse van grote spelers”.
Migranten louter als bedreiging
Het beeld dat uit de verslagen naar voor komt is verontrustend: het agentschap ziet de migratie louter als een bedreiging en een veiligheidsprobleem. Over de complexe wortels van migratie of de historische rol die mensenrechten spelen in de Europese Unie wordt nauwelijks melding gemaakt.
Frontex zal binnenkort als eerste in de Europese geschiedenis 10 000 supranationale grensagenten aanwerven, met eigen uniformen en eigen vuurwapens. Bij terugkeeroperaties van migranten mogen die ook ingezet worden buiten de EU, mits toestemming van de betrokken derde landen.
Pushbacks
De machtstoename van Frontex lokt steeds luidere kritiek uit van mensenrechtenorganisaties, migratie-experts en het Europees Parlement. Vorig jaar kwamen immers details aan het licht over verregaande Griekse pusbacks waarbij vluchtelingenbootjes worden teruggesleept naar Turkse wateren en daar worden achtergelaten in drijvende tentjes. Frontex verzwijgt dit in zijn rapporten. Bovendien zouden in sommige gevallen zelfs boten van het agentschap betrokken geweest zijn. Alle internationale experts zien hierin flagrante schending van het internationale recht.
Olaf, de EU-fraudebestrijdingswaakhond, is binnengevallen in de kantoren van Frontex-directeur Leggeri en zijn kabinetschef de la Haye Josselin, in het kader van een onderzoek naar wanbeheer en intimidatie. Tevens werden interviews afgenomen met medewerkers over mogelijke pushbacks en doofpotoperaties. Leggeri zou zijn medewerkers herhaaldelijk gevraagd hebben ‘très discrète’ te zijn in het rapporteren over pushbacks.
De aanwerving van veertig mensenrechtenofficieren die de Commissie heeft bevolen wordt door Leggeri actief tegengewerkt en laat al anderhalf jaar op zich wachten wegens niet prioritair.
De Europese commissaris voor migratie, Ylva Johansson, heeft Leggeri op het matje geroepen in het Berlaymontgebouw. Ze is furieus over de gang van zaken en eist dat Frontex zijn zaakjes op orde stelt.
Klaus, de architect achter de migratiedeal tussen Turkije en de EU in 2016, zegt dat op dit moment de schending van mensenrechten is geïnstitutionaliseerd. Pushbacks vinden plaats in Griekenland, Oostenrijk, Kroatië en Bulgarije.
De echte bazen
Ondanks de zware kritiek en alle onvrede is en blijft Leggeri nog altijd baas in het agentschap Frontex. Dat heeft alles te maken met de constructiefout van de grote gecentraliseerde Europese agentschappen. Het bestuur van Frontex bestaat vooral uit de directeurs van de nationale kust- en grenswachten van de lidstaten. In concrete zijn dat wat Frontex betreft de Italiaanse, Griekse en Kroatische grenswachten. Die kennen mekaar en laten betijen.
Frontex, een grensagentschap, treedt steeds meer en meer op als een breed Europees migratie-agentschap. We kunnen ons stilaan afvragen of Europa geen monster heeft gebaard.
In tegenstelling tot mensen die geen verontrustende boeken lezen teneinde rustig te kunnen inslapen, lees ik er regelmatig om wakker te blijven. Het meest verontrustende van de laatste maanden was ongetwijfeld Zijn de jaren dertig terug? van Liz Fekete.
Liz Fekete is directeur van het Londense Institute of Race Relations, waar ze al dertig jaar werkt. Ze weet dus waarover ze het heeft als ze in Europe’s Fault Lines: Racism and the Rise of the Right een zorgvuldige analyse maakt van extreem- en uiterst rechts in het Europa van de laatste decennia. Zij heeft het vooral over Engeland, Frankrijk en Duitsland, maar ze besteedt ook aandacht aan België, Nederland en Zuid-Europa, met speciale aandacht voor Gouden Dageraad in Griekenland. In het begin van het boek legt zij het onderscheid uit tussen extreemrechts, dat binnen het wettelijk kader opereert en niet openlijk geweld predikt, en uiterst rechts, dat afziet van parlementaire activiteit, gewelddadig optreedt en zich openlijk associeert met het fascisme uit het verleden. Fekete constateert dat deze twee, hoezeer de heren in maatpak zich voor de lens ook distantiëren van de knuppels en brandbommen, achter de schermen veeleer communicerende vaten zijn.
Extreem-rechtse partijen en bewegingen zijn vanaf de jaren ‘90 van de periferie doorgedrongen tot het politieke en maatschappelijke centrum, vooral op lokaal en regionaal vlak. Fekete wijst op de verpletterende verantwoordelijkheid van de traditionele politieke partijen in het creëren van een ‘gunstig’ klimaat voor de electorale aantrekkingskracht van deze partijen en groepen. Het bestraffen van de armen door de toegang tot sociale vangnetten voortdurend strenger te maken, gecombineerd met een eng-nationalistisch beleid op het vlak van asiel en migratie heeft de lokzang van extreemrechts aantrekkelijk gemaakt voor zoveel angstige, uit de boot gevallen en gefrustreerde mensen die in het racisme een uitlaatklep vinden. De staten zijn onder invloed van de crisis en de sociale onvrede (denk aan de gele hesjes) geleidelijk meer autoritaire trekken gaan vertonen met een toename van politiegeweld en toenemende druk op verworvenheden als het stakingsrecht. De autoritaire staat is overigens al geen schrikbeeld meer van de jaren dertig, ze bestaat nu al voor talloze vluchtelingen en mensen uit de migratie die door allerlei wettelijke voorwaarden en repressieve maatregelen de facto tot tweederangsburgers zijn gedegradeerd. Mensen zijn, wat rechten betreft, niet langer gelijk in de meeste landen van Europa. Het is een onthutsende constatering, maar ze kan niet worden ontkend.
Fekete wijst op verontrustende signalen dat racisme veel dieper is doorgedrongen in het maatschappelijk weefsel dan we, kijkend naar tv, vermoeden. De sympathie voor extreemrechts in politiediensten, de antimoslim hetzes in de media naar aanleiding van aanslagen, rellen of incidenten als de fameuze nieuwjaarsnacht 2016 in Keulen, het winnen van de publieke opinie voor ‘humanitaire interventies’ (wat neerkomt op het recht de soevereiniteit van ‘schurkenstaten’ te negeren als het westerse belangen dient), het criminaliseren van solidariteit met vluchtelingen, het vraagtekens plaatsen bij de mensenrechten door politici, opiniemakers en denktanken: het zijn zovele tekenen dat een rechts, nationalistisch en racistisch narratief stilaan salonfähig is geworden. Het gevaarlijke is dat mainstream politici, net als in de jaren ’30, geen radicaal antwoord bieden dat de extreemrechtse groei de wind uit de zeilen neemt, maar eerder een dubbelzinnige politiek voeren die extreemrechtse uitingen minimaliseert en veroordeelde neo-nazi’s bestrijdt met softe ‘bekeringstherapieën’ die weinig uithalen, terwijl ze intussen zelf de populistische rechtse rand aftasten uit electoraal opportunisme.
In de kern van het nationalistische rechtse narratief staan de vluchteling en de moslim: de zondebok, die zijn menselijkheid heeft ingeruild voor de status van bedreiging van onze sociale zekerheid, aantasting van onze ‘eigenheid’ en gevaar voor onze veiligheid. Asielzoekers en vluchtelingen zijn, op een kortstondige sentimentele opstoot bij een lijkje op het strand na, vooral een probleem dat bureaucratisch dient ‘beheerst’, met militaire middelen tegengehouden aan de Europese grenzen en vooral nooit in zijn oorzaken moet worden aangepakt. Voorbeelden van het negeren van de mensenrechten door mainstream politici zijn legio. Zo bracht de Griekse regering drie brandweermannen, actief in een NGO, voor de rechter op beschuldiging van mensensmokkel omdat ze actie hadden ondernomen om vluchtelingen te redden van een zinkende boot. Een ander voorbeeld: een minister in Beieren stelde de deportatie van volledige immigrantenfamilies voor als hun minderjarige kinderen een misdrijf pleegden, ook als ze in Duitsland geboren waren. En om Theo niet te vergeten: onlangs werd België veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het terugsturen van een Soedanese man vóór hij asiel had kunnen aanvragen en zonder na te gaan of zijn terugkeer hem in gevaar bracht, na identificatie, op uitnodiging van de Belgische autoriteiten, door agenten van de Soedanese Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, onderdeel van een staatsapparaat dat volgens een rapport van Amnesty International verantwoordelijk is voor ernstige schendingen van de mensenrechten.
Het insijpelen van de extreem-rechtse invloed in media en politiek gebeurt geleidelijk, zodat we moeten opletten dat de gekende vergelijking met de kikker in de kookpot niet opgaat. De boodschap van Liz Fekete is duidelijk: niet wennen aan lijken in de Middellandse Zee, aan het leger op straat, aan deportaties, aan muren en prikkeldraad, aan het ‘opkuisen’ van tentenkampen, aan brandbommen in moskeeën, aan wetsvoorstellen om mensen zonder papieren ’s nachts van hun bed te kunnen lichten, enzovoort. Het gaat om mensen. Fekete verbindt de opkomst van extreemrechts met het kapitalistische systeem, het systeem van de één tegenover de negenennegentig procent. Zij is ervan overtuigd dat, net als in de jaren dertig, de democratieën opnieuw naar meer autoritaire staten evolueren en dat, net als in de jaren dertig, het racisme uiteindelijk als functie heeft de massa naar onderen te doen stampen in plaats van naar boven. ‘De banaliteit van het kwaad’ (Hannah Arendt) leert ons dat het geen vreemde wezens waren die het naziregime hielpen uitbouwen, maar gewone mensen die naar hun werk gingen, bevelen opvolgden, problemen oplosten en ’s avonds rustig insliepen, er zich niet van bewust dat ze hun menselijk kompas kwijt waren.
Haar boek eindigt niettemin hoopvol. Fekete gelooft, en wij met haar mag ik hopen, in de tegenstroom: de krachten die socialistische waarden en democratische vernieuwing uitdragen, die onmenselijke toestanden aanklagen, solidariteit organiseren, het racisme bekampen en wakker blijven om telkens als de integriteit van het individu vernietigd dreigt te worden, het menselijk kompas boven te halen.
Frans Dumortier
Bestuurslid
“Dit boek verdient een breed en internationaal publiek.” (Naomi Klein)
Een mooier compliment kan de auteur zich moeilijk dromen. Naomi Klein is zowat de ongekroonde koningin van de mondiale onderzoeksjournalistiek, met enkele werken op haar actief die nu al iconisch kunnen genoemd worden. Eentje ervan stelden we eerder al eens aan jullie voor: ‘De shockdoctrine’.
Nick Meynen zag het levenslicht in 1980. Hij is geograaf, journalist en auteur van ‘Nepal. Nieuwe wegen in de Himalaya’ (EPO 2010) en ‘Wandelen met Flora’ (EPO 2013). Hij heeft postgraduaten in Conflict & Development en internationale onderzoeksjournalistiek. Meynen staat al meer dan tien jaar op de bres als milieuactivist.
In het eerste deel van zijn boek neemt hij ons mee op een wereldtocht en toont hij ons op concrete plaatsen de meedogenloze plundering van de aardbodem of ‘het oogsten van de aarde’ zoals hij dit zelf omschrijft.
We pikken er eentje uit: de Bulgaarse uraniumindustrie in Buhovo, niet ver van Sofia.
Het proces bestaat erin de uraniumhoudende rotsblokken om te zetten tot ‘yellow cake’, die vervolgens wordt uitgevoerd naar Rusland om er nucleaire brandstof van te maken. De vloeistoffen die nodig zijn om het uranium van het rotsblok te scheiden, zijn en blijven een eeuwigheid lang radioactief. Dit water ligt in plassen achter een dam. Het bedrijf werd verplicht tot opruiming na het stopzetten van de ontginning rond de eeuwwisseling. De EU financierde 3 miljoen euro voor de versteviging van de dam die het gedeeltelijk begaf na een fikse regenbui in 2009. Controle van de schade werd onmogelijk gemaakt door patrouilles van gewapende mannen. Een fatale dambreuk zou een niet te overziende toxische ramp betekenen. Een eeuwigdurende geldstroom zal nodig zijn om die ramp te voorkomen. Hoe realistisch is de verwachting dat het bedrijf instaat voor een volledige opkuis? Wie zal dan wel betalen: Rusland, de Europese burger?
Niet alleen ertsen en fossiele brandstoffen, maar eveneens water en zand komen aan de orde en Meynen besluit: “We nemen altijd maar meer en die curve stijgt sneller dan die van de wereldbevolking. We gebruiken ook altijd meer geweld dan we nodig hebben met ondergrondse ontploffingen en bovengrondse terreur tegen lokale inwoners, en we nemen ook altijd meer af van een ander.”
In het tweede deel van het boek beschrijft Meynen het eindpunt van het ontginningsproces: de afval en vooral dan het dumpen van die afval. Want onze negatieve ervaringen worden tot een minimum herleid door het exporteren van de negatieve effecten naar ‘onderbevuilde landen’. We dumpen onze schepen in India, onze computers in Ghana en exporteren zelfs de stront van onze miljoenen dieren per boot naar Afrika. We vegen het vuil onder het tapijt zodat het onzichtbaar wordt.
In het hoofdstuk ‘Gebakken lucht’ neemt de auteur het Kyoto-akkoord op de korrel. Want dit akkoord is er uiteindelijk gekomen om de ontwikkelde landen toe te laten proper gemaakte lucht uit ontwikkelingslanden te kopen. Hiermee vermijden ze dat de landen die lucht vervuilen, de ontwikkelde landen dus, zelf moeten instaan voor het proper maken van die vervuilde lucht.
Een bijzonder interessant hoofdstuk wordt gewijd aan de ‘geplande veroudering’.
De eerste nylonkousen waren zo sterk dat je er een auto mee kon voorttrekken. Dat was een probleem want met één paar nylonkousen kon je het hele leven verder. Dus werd aan de productontwikkelaars van Du Pont De Nemours (Amerikaans bedrijf) opdracht gegeven om het nylon minder stevig te maken.
In de elektronica is geplande veroudering de regel, maar ook in andere sectoren is men het principe niet ongenegen, denk maar aan de studieboeken die om de haverklap met een nieuwe editie pronken, ook al is er op het beschreven domein (haast) geen evolutie.
Dit is niet alleen bedrog tegenover de consument maar bovendien pure verspilling, met opnieuw een berg afval tot gevolg. Die afvalstroom stijgt eerder exponentieel dan lineair. Het probleem is dus niet de technologie, wel het economisch denken dat aan de grondslag ligt van dit fenomeen.
In dit tweede deel heeft Meynen ook aandacht voor de “Circulaire economie”, maar dit fenomeen kan in het bestek van deze bespreking helaas niet aan bod komen.
In het derde deel heeft de auteur het over vier hardnekkige mythes. Ook hier ontbreekt plaats om ze alle te bespreken maar even opsommen kan wel en er eentje nader belichten evenzeer.
Mythe 1. Meer wereldhandel is meer welvaart.
Mythe 2. TTIP en CETA versterken ons.
Mythe 3. Neoliberalisme is de weg naar vrijheid.
Mythe 4. Het bruto nationaal product moet groeien.
We pikken er het neoliberalisme uit.
Gelukkig zijn niet alle liberalen neoliberalen, maar figuren als Van Overtveldt (voormalig minister van Financiën N-VA) die uitdrukkelijk naar Milton Friedman als zijn voorbeeld verwees, leunen aan bij het discours van de peetvader en zijn ‘Chicagoboys’.
In essentie komt het neoliberalisme neer op 4 geboden of axioma’s: besparing op overheidsuitgaven en maximale privatisering, deregulering (geen bemoeizucht van de overheid) en absolute vrije handel. In haar boek De Shockdoctrine, legt Naomi Klein de perversiteit bloot van deze extreme liberale opvatting. Meynen somt de krachtlijnen op en beschrijft de nefaste gevolgen.
Geld is vrij, dat betekent dat het vrij verplaatst moet kunnen worden. Belastingparadijzen zijn verantwoordelijk voor de transfer van vele biljoenen euro (1 biljoen euro = 1.000 miljard euro) van arm naar rijk. Nederland staat in de rangschikking van belastingparadijzen op de derde plaats na Bermuda en de Kaaimaneilanden. Juncker blokkeerde jarenlang als premier van Luxemburg Europese regels om belastingontduiking tegen te gaan. Het neoliberalisme ziet alleen consumenten en ondernemers, geen samenleving en mensen.
In zijn vlijmscherpe analyse wordt Meynen bevestigd door een belangrijke paper, ‘Neoliberalism: oversold?’ van het IMF (2016) . Daarin concluderen drie IMF-onderzoekers “dat hun recepten over vrij geldverkeer over de grenzen heen en de overheidsbesparingen (austerity) een merkbaar negatief effect hebben n.l. ongelijkheid.”
Let wel: voor die onderzoekers (en het IMF) is niet die ongelijkheid het probleem, wel het risico voor een verdere economische groei!
Besluit
De lezer oordeelt uiteraard zelf in welke mate hij kan meegaan met het verhaal van Dirk Meynen. Maar de boodschap die hij doorheen het boek geeft stemt tot nadenken, n.l. de onmiskenbare samenhang van de mondiale problemen. Klimaat, ontginning, vervuiling, ongelijkheid en armoede, vluchtelingen… . het zijn zovele fenomenen die niet los van elkaar kunnen gezien worden, maar ingebed zijn in een bijzonder sterk verband.
Luc Van Impe
Bestuurslid
Ik hoor dat in New York
Op de hoek van de 26ste Straat en Broadway
Er tijdens de wintermaanden elke avond een man staat
Die de zich daar verzamelende daklozen,
Door dat aan voorbijgangers te vragen, aan een slaapplaats helpt.
De wereld wordt er niet anders door
De betrekkingen tussen de mensen worden er niet beter op
Het tijdperk van de uitbuiting wordt er niet door verkort
Maar een paar mannen hebben een slaapplaats
Van de wind hebben ze één nacht geen last
De hen toegedachte sneeuw valt op straat.
Leg het boek dat je leest niet neer, man.
Een paar mensen hebben een slaapplaats
Van de wind hebben ze één nacht geen last
De hen toegedachte sneeuw valt op straat
Maar de wereld wordt er niet anders door
De betrekkingen tussen de mensen worden er niet beter op
Het tijdperk van de uitbuiting wordt er niet door verkort.
Een pluk uit de actua
Een dagblad verslaat per definitie actuele gebeurtenissen.
In columns geven dan opinieschrijvers uiteenlopende commentaren.
De combinatie van beide over een beperkte tijd, bvb. twee weken leek me een boeiende oefening; de concrete gebeurtenissen worden op die manier in een bredere context geplaatst.
Onderstaand overzicht werd geplukt uit De Standaard van 28 juli tem 8 augustus, dus uit 11 dag-edities.
Luc Van Impe
Aaigem, 8 augustus 2018
Migrantenpolitiek kan niet worden losgezien van die andere grote uitdaging die de actualiteit beheerst: de klimaatproblematiek. In beide gevallen spelen politici hier een belangrijke rol, zo niet de hoofdrol.
De taal waarin zij zich bedienen om over deze kwesties te communiceren en het beleid dat zij voeren om de problemen aan te pakken zijn besmet met het gevaarlijke populismevirus dat mondiaal opgang maakt. Het succes van populisme heeft volgens Jan T’Sas (DS 01 08 18 pg. 35) alles te maken met hun gemakzuchtig discours. Ze bedrijven een buiktaal, ze hakken op de tegenstaander in, terwijl een democratie, die naam waardig, naar rationele oplossingen zoekt.
Voor hun eigen populistisch beleid geven ze zichzelf dan de hoogste onderscheiding en wee u wanneer je hun realisaties kritisch durft te benaderen.
Je kritiek wordt dan weggezet als “n’ importe quoi”, je ontvangt een etiket van ‘wereldvreemde’ en je krijgt een label opgespeld met een wel heel bizarre scheldnaam ‘politieke correctheid’. In het slechtste geval worden de rollen omgekeerd en wordt jij de dader van het aangeklaagde onrecht. Denk maar aan het redden van bootvluchtelingen.
Luc Huysse is vernietigend in zijn oordeel (DS 02 08 18 pg. 35): “Nooit, in al die jaren, heb ik een regering gezien die de afstand van de werkelijkheid van haar eigen prestaties (enerzijds) en de zelfverheerlijking (hiervan anderzijds) zo groot heeft gemaakt.”
Editorialist Ruben Mooijman looft dan weer Canada naar aanleiding van zijn moedige en principiële opstelling in de zaak Samar Badawi (DS 08 08 18 pg. 2). De nieuwe machthebber in Saudi Arabië schafte voor het oog van de wereld het verbod op autorijden door vrouwen af, inclusief een fotoschoot in Vogue een Saudische prinses achter het stuur van een elegante cabriolet, maar blijkt achter deze façade nog steeds een meedogenloos beleid te voeren ten aanzien van activistes, zoals de internationaal gelauwerde vrouwenactiviste Samar Badawi, die enkele weken geleden werd opgesloten wegens activiteiten die het regime onwelgevallig zijn. Men heeft weet van minstens vijf andere activistes die eveneens achter de tralies zitten. “Trudeau en Freeland (resp. president en minister Buitenlandse Zaken van Canada) lijken te behoren tot het zeldzame ras van politici voor wie principes zwaarder wegen dan politieke berekening. Het is het soort politici dat de wereld broodnodig heeft.”
Het lijkt wel een karikatuur te besluiten dat het huidige beleid vergiftigd wordt door populisten die mensen, groepen, rassen, godsdiensten tegen elkaar opzetten om electoraal gewin op korte termijn en vervolgens zichzelf lauweren met de grootste onderscheiding. Helaas is het populisme al te vaak de maatstaf van het beleid, in het ene land al meer dan in het andere.
In het licht van wat de aangehaalde columnisten beweren, begrijpen we ook beter de gebeurtenissen die de voorbije twee weken op ons afkwamen. Ik pik er drie uit maar het is duidelijk dat ook gebeurtenissen die zich buiten het migrantenvraagstuk situeren in dit lijstje kunnen thuishoren.
In 2006, 2010 en 2011 slikte België tot 3 keer toe Europese veroordeling voor het onrechtmatig opsluiten van minderjarigen. België speelde een voorbeeldrol in Europa met alternatieven als de terugkeerwoningen waar gezinnen begeleid werden en kinderen naar school konden. Met deze nieuwe (populistische) aanpak wil het die veroordelingen omzeilen terwijl alle wetenschappers ter zake het erover eens zijn dat vrijheidsberoving een nefaste invloed heeft op kinderen wie geen enkele schuld treft.
De Orde van Vlaamse Balies die alle advocaten van Vlaanderen groepeert heeft, bij monde van Luc Lamon, deze maatregel streng veroordeeld (DS 02 08 18 pg. 6). Intussen sloten ook al de Duitstalige en Franstalige balies aan bij het protest.
We sluiten deze opsomming met het ontstellende bericht dat de pastoor van Zeebrugge met de dood werd bedreigd n.a.v. zijn voedselhulp aan (oorspronkelijk) kansarmen, maar (thans) ook aan transmigranten. (Elders in deze nieuwbrief geeft Frans Dumortier nog duiding bij dit incident). (DS 03.08.18 pg 7).
‘Zonder’ is opgedragen aan mensen zonder papieren. Het werd in december 2008 voorgelezen tijdens een demonstratie voor snellere regularisatie.
Acht keer heb ik de bomen kaal zien worden,
acht keer heb ik de bomen vol zien worden.
De zetel die ik vond is wankel.
En ik versta alles: de vermaning van een
man achter glas, de kreet van een kind
op een schommel.
Ik inspecteer mijn handen, nu die niet
werken mogen, ik controleer mijn hoofd
of daar nog iets vertakt.
Ze zeiden vroeger als ik niesde:
nu komt het allemaal in orde. Ik nies
de hele winter.
Mijn zus heeft al papieren, mijn zus
heeft nu een kaartje kleiner dan een
boterham.
Ai, als ik eens een zetel had die zachter
voor mijn rug was en dat ene, kleiner
dan een boterham.
OPINIE
In 1945, op het einde van de oorlog, stond mijn grootmoeder oog in oog met een Duitse officier die twee van de kinderen in huis aanwees als joodse kinderen. Zij woonden veilig op de boerderij, als ‘Belgische stadskinderen’. Tot de officier hen aanwees. Gelukkig liet hij het daarbij. Die scène blijft van generatie op generatie voortleven in het familiegeheugen. Mijn grootouders werden in 2002 door het Israëlische Instituut Yad Vashem opgenomen onder de ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’, met felicitaties van de Israëlische ambassadeur.
Mocht mijn grootmoeder vandaag de beelden zien van hoe het Israëlische leger dood en terreur zaait onder ongewapende demonstranten, ze zou zonder twijfel de Palestijnse kinderen van nu vereenzelvigen met de joodse van toen en mevrouw Frankel zou wel de laatste zijn van wie ze felicitaties zou willen krijgen. Zou dat dan antisemitisme zijn? Natuurlijk niet. Het zou een spontane en vanzelfsprekende reactie zijn vanuit exact dezelfde gevoelens die haar toelieten een ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ te worden.
Wat zo vanzelfsprekend zou zijn voor mijn grootmoeder wordt vandaag sluipenderwijs omgedraaid. “Als critici van Israël het hebben over ‘de zionisten’ in plaats van over ‘de Israëli’s’ weet je bijna zeker dat het om fanatici gaat,” beweert Ian Buruma, in DS van zaterdag. En hij verduidelijkt: “Links antisemitisme stoelt meestal op fanatieke bezwaren tegen de Israëlische behandeling van de Palestijnen.” Fanatieke bezwaren? Welke zijn die dan wel?
Het met terreur verdrijven van een half miljoen Palestijnen? Het in beslag nemen of vernielen van hun steden en dorpen? Het creëren van een staat en een discriminerend wettenstelsel op basis van het onderscheid tussen joden en niet-joden? Het negeren van VN-resoluties? Het stelen van water en grond, het bulldozeren van huizen, het vernielen van olijfgaarden en akkers? Het verhinderen van een normaal verkeer tussen thuis en werk, thuis en familie, thuis en ziekenhuis door een netwerk van checkpoints? Het gevangen zetten van twee miljoen mensen op een afgesloten strook, waar het leven ondraaglijk is geworden door de blokkade? De nachtelijke raids waarbij kinderen van hun bed worden gelicht, meegenomen en gevangen gezet? Zijn dat die fanatieke bezwaren?
Er wordt over de tegenstanders van de Israëlische terreur de grootste onzin verkocht. Met op kop dat ze het bestaansrecht van Israël ontkennen. Ik ben voldoende thuis in middens van Palestina-comités en BDS-activisten om te weten waar het hen om te doen is. Niet het verdwijnen van de staat Israël, maar het verdwijnen van de zionistische staat Israël. Precies dat. Omdat de zionistische staat gebaseerd is op een racistisch beginsel: het is het land van de joden, waar de oorspronkelijke bewoners uit verdreven zijn en niet het recht hebben terug te keren. Terwijl in een normale staat Israël er plaats zou zijn voor Israëlische joden én Palestijnen, op dezelfde voet, met dezelfde rechten. Israël is het land van de Israëli’s, dat is een onomkeerbaar feit, hoe onrechtvaardig de wijze waarop dat feit is gecreëerd ook is. Maar het is ook het land van de Palestijnen. De dag dat men in Israël dat laatste erkent en het historisch onrecht, de Palestijnen aangedaan, in de mate van het mogelijke wil herstellen, is dit conflict opgelost. Niet eerder. De bal ligt uitsluitend in hun kamp.
Wie beweert dat het van twee kanten moet komen, dat Israël het recht heeft zich te verdedigen (maar niet ‘buitensporig’!), miskent én het historisch onrecht én de huidige machtsverhouding. Israël verdedigt zich niet, maar voert een agressieve oorlog tegen een volk dat langzaam wordt doodgeknepen. Dat is de waarheid. Wie het recht hebben zich te verdedigen zijn de Palestijnen. Zij zijn het die zijn verdreven, wier leven ondraaglijk wordt gemaakt. Over fanatisme gesproken: het zegt iets over verdedigers van Israël dat zij de hele geschiedenis van de Nakba, de bezetting en kolonisering, de blokkade en dagelijkse terreur weten weg te moffelen onder dat ene woord: terrorisme. Israël voert geen oorlog tegen het terrorisme, het voert een oorlog tegen de Palestijnse bevolking. Hoeveel Sharpeville’s moeten er nog volgen eer de Europese leiders, ook de onze, dit inzien en er naar handelen?
Het schieten op ongewapende demonstranten valt niet te verdedigen. Tijd dus om Israël categoriek te veroordelen? Als ik Buruma goed begrijp helemaal niet. Het is integendeel tijd om te wijzen op het fanatisme en antisemitisme van links. Dat is de teneur van zijn stuk. Toegegeven, “er is voldoende reden om kritiek te leveren op Israël en de VS, vooral in het licht van wat zich nu in Gaza en Jerusalem afspeelt. (…) Maar kritiek is één ding, de VS en Israël zien als de twee kwaadaardigste bedreigingen van de mensheid is weer iets anders.” Hoezo? Is dat wat links over het conflict te vertellen heeft? Dit is goedkope retoriek, vanuit een schijnbaar onafhankelijke opstelling, om het verzet tegen de Israëlische terreur verdacht te maken. Het gaat niet over het joodse geld van Soros , de ontkenning van het bestaansrecht van Israël of Israël als “een bedreiging van de mensheid.” Het gaat om de vernietiging van de Palestijnse samenleving. Dat en dat alleen is de essentie.
Er is geen tussenweg. Men kan niet zowel de Palestijnse kant als de Israëlische kant ‘begrijpen’ en ‘voor een stuk gelijk geven’, aangezien het onweerlegbaar is wie de agressor is. We vinden zulks vanzelfsprekend als het over verhoudingen slachtoffer-dader gaat die ver achter ons liggen. De slavenhandel, de kinderarbeid, Hiroshima, Dresden, de Vietnamoorlog, de val van Allende. Stuk voor stuk onderwerpen die ‘twee zijden’ hadden in de toenmalige media, maar intussen op voldoende historische afstand staan om elementair moreel fatsoen de overhand te geven op de ‘objectiviteit van de twee kanten’. Niemand die vandaag de Apartheid nog zou durven relativeren, alvast niet in een respectabele krant. De kwestie Palestina is van die orde, maar spijtig genoeg nog niet vandaag.
Rachida Aziz, Niemand zal hier slapen vannacht
EPO, eerste druk 2017
ISBN 9789462671003, 264 p., 19,90 euro.
Boekbespreking: Frans Dumortier
Een boek om te lezen en te herlezen, dit schot in de roos van de Brusselse vrouw die velen wellicht ooit leerden kennen als modeontwerpster en opiniemaakster. Rachida Aziz biedt ons in dit boek zowel haar persoonlijk verhaal als een vivisectie van ‘witte’ machtscenakels, die doordesemd zijn van racisme. Zij stelt tegenover het verhaal dat gangbaar is in politiek en media – dé moslims, dé islam, dé ander – “het verhaal van de verliezers in onze samenleving, alle mensen die nooit het recht genoten hebben om de narratief te bepalen. Alle mensen die onderdrukt, misbruikt, uitgespuugd en tegen elkaar opgezet werden.” Vanuit telkens weer een andere invalshoek.
Als filosofe ontmaskert ze messcherp het gangbare discours over ‘onze bedreigde normen en waarden’ en onze ‘erfenis van de verlichting’, kleedt zowel grote verlichtingsfilosofen van vroeger als hun politieke erfgenamen van nu genadeloos uit tot op hun ‘superieure witte’ vel. Van John Locke tot Gwendolyn Rutten. Als antropologe analyseert ze hoe het begrip ‘witheid’ door de eeuwen heen is geconcipieerd om ‘de ander’, ‘de barbaar’ de beschaving te brengen. In de vorm van onderwerping, slavernij, uitbuiting en uitroeiing. Van de American natives tot de bombardementen op Bagdad. Als sociologe legt ze een lange lijst discriminaties op tafel, gevolg van structureel racisme, die mensen van kleur vandaag in onze samenleving treffen. Keiharde feiten en naakte cijfers uit officiële rapporten. Als feministe laat ze geen spaander heel van het ‘witte feminisme’, dat emancipatie verwart met toegang tot bestaande machtscirkels en hogere jobs, en zet ze een aantal gekleurde voorbeelden van feministische moed in de schijnwerpers. Sojourner Truth en Rosa Parks bijvoorbeeld. Kent u hen?
Deze hoofdstukken worden afgewisseld met heel persoonlijke ervaringen. Hoe ze als kind haar ‘kleur’, haar ‘anders-zijn’ ontdekte door het racisme op school, een bijzonder schrijnend verhaal. Wat ze leerde op een reis naar Mekka. Waarom ze in haar woonkamer van vloer tot plafond een portret van haar vader liet schilderen, ontroerende bladzijden. Haar lijdensweg door de ziekenhuiswereld en haar worsteling met een burn-out. Hoe ze tenslotte ‘ontwaakte’ om dit prachtige, zelfbewuste boek te kunnen schrijven. Prachtig ja, niet alleen door de inhoud, maar ook door haar gedreven, kleurrijke en krachtige stijl, die van het boek niet alleen een eye opener, maar ook literatuur maakt.
Je vindt in dit boek tientallen concrete verhalen uit de geschiedenis en de wereld van nu, waarvan je je afvraagt: hoe komt het dat wij dit niet weten, nooit van deze figuren hebben gehoord? Je wordt als lezer vooral geconfronteerd met de grote woede en de verschrikkelijke pijn die het gevolg zijn van racisme, “een monster dat zo alomtegenwoordig is dat het voor alle witte mensen bijna onzichtbaar is geworden”. Om te zien wat het werkelijk is – dagelijks, constant en institutioneel ingebed – moeten we door de ogen kijken van wie het ondergaat. In die zin is het boek een spiegel voor onze ‘witte’ samenleving. Een spiegel waarin de mythes, de fantasieën en eeuwenlang ingehamerde vooroordelen over de ander glashelder verschijnen. Verplichte lectuur dus voor allen die van die samenleving deel uitmaken.
SAPIENS , een kleine geschiedenis van de mensheid
Yuval Noah Harari
Eerste druk 2014, zeventiende druk 2017
ISBN 978 94 004 07930
461 blz, 19.99 euro SBH
Boekbespreking: Luc Van Impe
Op pelgrimstocht van Porto naar Santiago de Compostela en verder naar Finisterra (het einde der aarde, heb ik het boek zowat verslonden. Het werk verovert sowieso een plaats in mijn persoonlijke top 5 en is een grote kanshebber voor de eerste plaats!
Yuval Noah Harari is historicus en doceert aan de universiteit van Jeruzalem. Zijn boek werd in meer dan dertig talen vertaald en heeft inmiddels honderdduizenden lezers op sleeptouw genomen – waaronder Barack Obama – voor een fascinerende reis doorheen de boeiende, maar lang niet altijd propere geschiedenis van de mens. Harari verheldert complexe vraagstukken in een perfect leesbare taal en slaagt er tevens in de vaak argeloze lezer zowaar aan het lachen te brengen.
Met de oerknal, zowat 13,5 miljard jaren geleden ontstaan de fundamentele bouwstenen van ons heelal. Dit is het domein van de natuurkunde. Die evolutie is verantwoordelijk voor het samenklonteren van energie en materie tot complexe structuren (atomen) die zich op hun beurt samenvoegen tot moleculen en vervolgens tot organismen. Deze problematiek bestudeert de scheikunde.
Zeventigduizend jaar geleden begonnen organismen van de soort ‘Homo Sapiens’ nog complexere structuren op te zetten (culturen) en die ontwikkeling noemen we geschiedenis.
Het hele gebeuren wordt gedetermineerd door één ijzeren wet die we evolutie noemen, de eerste rode weefdraad in het boek van Harari.
Harari sloopt graag misopvattingen die hij zo kenmerkend vindt voor de eigenwaan van de thans levende mensen. Zo maakt hij graag duidelijk dat wij, de sapiens, wel degelijk deel uitmaken van een dierensoort, nl. de familie van de grote mensapen met als naaste verwanten de chimpansees, gorilla’s en orang-oetans, en dat wij dus gewoon een evolutionaire aftakking zijn van een vroeger apengeslacht … terwijl de huidige mensen zichzelf zo graag los zien van het dierenrijk.
Een tweede rode weefdraad is het cognitieve vermogen van de sapiens dat hem in staat stelt nieuwe vormen van denken en communiceren te ontwikkelen. Via de taal (communiceren) werd het plots mogelijk om informatie (denken) over te brengen, zelfs over dingen die helemaal niet bestaan zoals legendes, mythes en goden. Daarin onderscheidt de sapiens zich duidelijk van bvb. apen van wie je niet één enkele banaan zal krijgen door hem honderd bananen in de apenhemel te beloven (p. 34).
De agrarische revolutie, die zowat tienduizend jaar geleden begon, is een nieuwe stap in de menselijke evolutie, maar Harari maakt ernstige kanttekeningen bij de beoordeling ervan. Zo vindt hij dit niet direct een stap voorwaarts maar wel de aanzet naar bevolkingsexplosies en … het ontstaan van verwende elites! (p. 92)
Een ander belangwekkend thema beschrijft Harari in de evolutie van kleine agrarische entiteiten naar grote samenwerkingsverbanden die uitgroeien tot natiestaten, imperiums en wereldrijken. Maar ook de gevolgen daarvan worden chirurgisch geanalyseerd.
Tal van andere fenomenen passeren de revue: geld, religies, economie, industrie, wetenschap en nog meer.
In de laatste hoofdstukken vraagt de auteur zich af of die enorme evolutie ons ook gelukkiger heeft gemaakt en op welke manier de mens zich in de toekomst verder zal ontwikkelen. En laat die vraag nu net het voorwerp zijn van zijn nieuwste boek met de logische titel: Homo Deus, een kleine geschiedenis van de toekomst.
Vertel me het einde, een essay in veertig vragen
Valeria Luiselli
Das Mag Uitgeverij B.V., eerste druk 2017,
ISBN: 9789492478436, 80 pg., 9,90 euro
Boekbespreking: Frans Dumortier
In Vertel me het einde (2017) schrijft romancière Valeria Luiselli (De geschiedenis van mijn tanden, De gewichtlozen en valse papieren) met heldere, bewogen en scherpe pen haar ervaringen neer als tolk bij de rechtbank voor Immigratiezaken in New York. Een boek dat je beslist moet lezen. Het gaat over het wedervaren van niet-begeleide minderjarigen uit Guatemala, Honduras en El Salvador die door Mexico naar de Verenigde Staten trekken, maar de parallellen met wat vluchtelingen die naar Europa emigreren meemaken, zijn overduidelijk.
Het boekje dient zich aan als ‘een essay in veertig vragen’, de veertig vragen die Valeria Luiselli volgens het intakeformulier aan minderjarige immigranten die asiel aanvroegen, diende te stellen. ‘Waarom ben je naar de VS gekomen?’ ‘Wanneer ben je de VS binnengekomen?’ ’Ben je in je land van herkomst ooit thuis in de problemen gekomen?’ Enzovoort. Op deze wijze vertelt ze een aantal werkelijk onthutsende verhalen van jongeren die vanuit hun land op weg worden gezet, bijvoorbeeld door grootouders, om in de VS hun ouders of verwanten te vinden. Verhalen van geweld door drugsbendes, verkrachtingen, het overgeleverd zijn aan mensensmokkelaars, de treinreis met La Bestia (een goederentrein die door Mexico naar de grens met de VS spoort), het gevaar van op migranten jagende civilian vigilantes, het zoeken naar agenten van de Border Patrol om zich aan te geven, teneinde met ouders of verwanten te kunnen worden herenigd en de procedure naar asiel te kunnen starten.
Luiselli vertelt tegelijk haar eigen verhaal als Spaanstalige immigrante op zoek naar de Green Card (de permanente verblijfsvergunning) en laat ons zien hoe een eerlijk, bewogen individu stap voor stap zich engageert, eerst via vrijwilligerswerk als tolk op de immigratierechtbank, later als universiteitsdocente. Ze laat geen spaander heel van de illusie van een groot deel van de publieke opinie dat de problemen waarvoor de mensen op de vlucht gaan ‘lokale problemen’ zijn: “Het zou zeker een stap voorwaarts zijn als onze regeringen eindelijk de dimensies van het probleem erkenden, en toegaven dat er verbanden bestaan tussen verschijnselen als de drugsoorlog, de bendes in Centraal-Amerika en de Verenigde Staten, de wapensmokkel uit de Verenigde Staten, het drugsgebruik en de massale migratie van kinderen uit de Northern Triangle, helemaal Mexico door, tot in de Verenigde Staten.” Tegelijk geeft ze een helder beeld van hoe moeilijk wet en justitie het deze minderjarigen maken om asiel te verwerven, om te beginnen al de moeilijkheid zelf een advocaat te zoeken die hun zaak voor de rechtbank wil verdedigen.
Het is een boekje dat schokt, schrijnt en woedend maakt. Maar tegelijk ook de duidelijke boodschap meegeeft dat nietsdoen geen optie is. Emotie moet niet leiden tot frustratie, gevoelens van machteloosheid, maar moet zich omzetten in solidaire en politieke energie. Het boekje eindigt dan ook hoopvol met het accent te leggen op de talloze burgerinitiatieven die concrete hulp bieden, weerwerk bieden tegen het racisme en het vaandel van de menselijkheid hooghouden in Trumpland.